DE TECHNIEK VAN TRADITIONELE JAPANSE PRENTEN
Japanse prenten zijn technisch gezien ware juweeltjes. Ze zijn volledig handmatig vervaardigd en vertegenwoordigen met een straatlengte voorsprong ‘s werelds allerhoogste niveau van ambachtelijke drukkunst. De techniek van de ets, gravure, litho en zeefdruk is verhoudingsgewijs kinderspel.
In grote lijnen ziet de vervaardiging van een Japanse prent er als volgt uit:
Een tekening die in zwarte inkt op zeer dun papier is gezet, wordt met de afbeeldingszijde op een plankje (in de lengte gezaagd hout, meestal kersenhout) gelijmd. De tekening is dan door het dunne papier heen zichtbaar, in spiegelbeeld.
Vervolgens gaat een houtsnijder langs alle zwarte lijnen en vlakken, dwars door het papier heen, hout wegsnijden en weggutsen. De tekening gaat daarbij geheel verloren. Uiteindelijk blijven alleen de zwarte lijnen en vlakken in hoogreliëf staan. Ook alle lettertekens en uiterst dunne haarlijntjes die op de prenten voorkomen, ontstaan op deze manier. Die zijn dus niet achteraf met pen en inkt aan de druk toegevoegd!
Als het plankje klaar is, brengt een drukker met penseel en kwast zwarte verf op de hoge gedeeltes aan. Daarna legt hij/zij er een blad papier op en wrijft daar aan de achterzijde zorgvuldig met een schijfvormig speciaal voorwerp (baren) overheen om de afdruk tot stand te brengen. Het papier is zuurvrij en vervaardigd uit de vezels van Kozo-heesters, familie van de moerbeiboom. Bij traditionele Japanse prenten is de gebruikte verf altijd een verf op waterbasis.
De kleurpartijen ontstaan op dezelfde manier. In principe wordt er voor elke kleur een apart plankje vervaardigd, waarmee kleuren zowel naast als over elkaar gedrukt worden.
Om er voor te zorgen dat alle partijen precies op elkaar aansloten, werden er in hoogreliëf twee vormpjes (kento) aangebracht, waarmee je het papier nauwkeurig kon aanleggen.
Eén model was langwerpig en het andere L-vormig. Ze werden aan de rand van elk plankje geplaatst, zoals hieronder in de afbeelding is te zien.
Collectie Richard Kruml, Londen.
Vaak zijn er speciale effecten op de Japanese prenten te zien, zoals een kleurverloop van licht naar donker, blinddruk (in een plankje aangebrachte partijen worden door forse druk met de handpalm of elleboog in reliëf overgebracht in het papier) en gebruik van luxe zilver- en goudkleurige metaalpigmenten. Bij veel Japanse prenten is het gebruik van zo’n tien verschillende plankjes dan ook heel gewoon. Hoeveel het er ook zijn, er is geen drukpers aan te pas gekomen. Alles is handwerk, afdruk voor afdruk.
Een kleurverloop, bokashi, kan op verschillende manieren tot stand komen. Je kunt bijvoorbeeld de druk waarmee je met de baren (ruwe schijf) bij het afdrukken over de achterzijde van het papier wrijft, van sterk naar zwak laten afnemen. Op die manier kun je een saai groot vlak zoals een lucht tot leven brengen. Je laat dan het blauw van sterk naar zwak verlopen, of, nog fraaier, je drukt eerst de gehele lucht egaal blauw en brengt daarna met behulp van hetzelfde plankje over een gedeelte van het egale blauw een tweede laag aan met een verloop. Deze methode is vooral geschikt voor de grotere kleurvlakken.
Ook kun je bokashi bijvoorbeeld tot stand brengen door het plankje eerst nat te maken en er daarna de verf op aan te brengen. Die vloeit dan uit. Hier wordt het effect dus al op het plankje bereikt. Als het kleurverloop naar wens is, leg je het papier op het plankje om vervolgens met een gelijkmatige druk van de baren de afdruk te maken. Met deze methode worden bij luxe uitgaven zelfs in zeer kleine vlakjes nog wel kleurverlopen aangebracht.
Door het ambachtelijke proces zal de breedte van een kleurverloop per afdruk verschillen. Daardoor wordt in feite elke afdruk waarin bokashi is toegepast, een uniek exemplaar.
Onder blinddruk verstaan we een afdruk in reliëf, waaraan geen verf te pas komt. Je brengt dan met een flinke druk het reliëf van een plankje over in enigszins vochtig gemaakt papier. Bij Japanse prenten gebeurde dat door het papier met de elleboog of handpalm zo krachtig mogelijk tegen het plankje te drukken. Van oudsher werd het reliëf door snij- en gutswerk in het plankje aangebracht, maar in de 19e eeuw ging men ook gebruik maken van textiel. Een geschikt weefsel werd dan op een plankje gelijmd en qua vorm nauwkeurig afgestemd op de andere partijen van de prent. Het reliëf (de textuur) van het weefsel werd dan als blinddruk naar de prent overgebracht.
Beide methoden kom je, soms zelfs in één prent, zowel in grote als kleine vlakken tegen. Het effect is het sterkst zichtbaar als er strijklicht op de prent valt.
Met deze techniek probeerde men de glans van bijvoorbeeld haren en kledingstoffen in een Japanse prent tot uitdrukking te brengen. In z’n simpelste vorm is het een kwestie van meer bindmiddel aan de verf toevoegen, de afdruk maken en het gedrukte vlak na droging met een zachte doek oppoetsen.
Een mooiere, maar meer bewerkelijke methode is die waarbij je eerst een egaal vlak met normale verf afdrukt, waarover je vervolgens een patroon drukt dat in een extra plankje is uitgesneden. Voor het afdrukken van dat patroon gebruik je verf met veel bindmiddel, of zelfs puur bindmiddel. Na droging wordt de op die manier gedrukte partij opgepoetst. Het patroon zal dan glans krijgen, terwijl het egale vlak dat er onder ligt min of meer mat blijft.
Metaalpigmenten
Voor zeer bijzondere drukken voegden de Japanners aan de bovengenoemde technieken vaak nog het gebruik van kostbare verven toe. Vooral met verf op basis van metaalpigmenten bereikte men zeer fraaie effecten. Vaak spreken we dan van zilver- en goudverf, maar in werkelijkheid gaat het om verf op basis van messing. Al naar gelang de verhouding tussen het gebruikte koper en zink bereikte men zilverachtige of goudachtige effecten.
Een nadeel van deze pigmenten is het optreden van oxidatie als de Japanse prenten gedurende langere tijd in een vochtige omgeving zijn of worden bewaard. Het koper wordt dan groenig en verliest z’n glans en het zink verandert geleidelijk in dofgrijs.
DE OPLAGE
Van de meeste Japanse prenten zijn indertijd minstens een paar honderd fraaie, zorgvuldige afdrukken
gemaakt. Sommige prenten waren voor een select gezelschap bedoeld en
zijn in een oplage van slechts enkele tientallen stuks verschenen,
terwijl andere voor een breed publiek vaak in meerdere oplagen van
honderden exemplaren zijn gedrukt. Die oplagen werden afgestemd op de
vraag.
Bij een grote oplage nam de zorgvuldigheid in de loop van het drukproces doorgaans af en werd het aantal speciale effecten tot een minimum teruggebracht. Je herkent late drukken ook aan een korrelig (opeenhoping van verf langs de contouren), schraal en onregelmatig uiterlijk en aan niet nauwkeurig aansluitende partijen. Dit laatste wordt mede veroorzaakt door de werking (uitzetting) van de alsmaar met verf natgemaakte plankjes.
Van de mooie, zorgvuldig gedrukte exemplaren is een groot aantal in de loop der tijd verloren gegaan of zwaar beschadigd, al was het maar door het onzorgvuldig bewaren van de Japanse prenten of door de indertijd veel voorkomende branden in Japanse steden. Verder bevindt zich een flink aantal prenten verspreid over de gehele wereld in collecties van particulieren en musea.
Kortom, van de mooie, vroege drukken zijn van sommige prenten wereldwijd nog maar enkele exemplaren te koop, terwijl er van andere minstens nog tientallen beschikbaar zijn.
ONDERWERPEN
Japanse prenten zijn soms uitgegeven voor speciale gelegenheden, zoals een
nieuwjaarsviering of de viering van een jubileum van een dichtersclub,
maar ze dienden vooral ter herinnering aan het bijwonen van een
theatervoorstelling of een bezoek aan theehuizen, tempels en andere
vermaarde plaatsen. Ook zijn er prenten waarop de Japanse geschiedenis
en rijke mythologie in beeld zijn gebracht en prenten met volkshelden,
sumoworstelaars en erotische scènes. Ze vertellen ons op geheel eigen
wijze het verhaal van een samenleving die zich ruim twee eeuwen lang,
vanaf 1639, isoleerde van de rest van de wereld. Slechts een handjevol
vertegenwoordigers van de Verenigde Oost-Indische Compagnie mocht toen
onder strenge voorwaarden op het uiterst kleine schiereiland Deshima
verblijven en met de Japanners handel drijven. Zij waren de eersten die
de Japanse prenten, als curiosa, naar het Westen brachten.
Die prenten vormden later de basis voor belangrijke collecties zoals
die van het Rijksprentenkabinet te Amsterdam en het Rijksmuseum voor
Volkenkunde te Leiden.
HET BEWAREN VAN PRENTEN
De meeste Japanse prenten zijn gedrukt met watervaste verf op basis van organische pigmenten.
Vanaf de jaren 1860 is er ook gebruik gemaakt van aniline als grondstof.
Die levert felgekleurde (rode en paarse) verf op, die niet watervast
is. Beide verfsoorten verbleken onder invloed van zonlicht. De
organische pigmenten doen dat het snelst. Rood is het meest gevoelig,
gevolgd door geel. Vanuit deze kennis is het niet raadzaam ingelijste Japanse prenten op
een lichte plaats (zeker geen direct zonlicht) te exposeren. Niet
exposeren is in feite het beste voor de prent. Kies je toch voor
inlijsten, overweeg dan het gebruik van UV-werend glas en exposeer de
prent (tijdelijk) op een niet te lichte plaats.
Bij het inlijsten en in mappen bewaren van Japanse prenten is verder nog belangrijk dat papier, passe-partout en eventuele andere materialen beslist zuurvrij zijn.